Leestijd: < 1 minuut

‘Schrödingers kat’ is een beroemd gedachte-experiment uit de kwantummechanica. Het werd in 1935 bedacht door natuurkundige Erwin Schrödinger om de absurde gevolgen van de kwantummechanica op macroschaal te illustreren.
Het experiment gaat als volgt:

  • Een kat wordt in een afgesloten, stalen doos geplaatst.
  • In de doos bevindt zich ook een radioactief atoom, een Geigerteller, een flesje met gifgas en een hamertje.
  • Het atoom heeft een kans van 50% om binnen een uur te vervallen. Als het atoom vervalt, detecteert de Geigerteller dit, slaat het hamertje kapot, en komt het gif vrij.
  • Als het atoom niet vervalt, gebeurt er niets en blijft de kat leven.
    Volgens de kwantummechanica kan het radioactieve atoom zich in een zogenaamde ‘superpositie’ bevinden: het is tegelijkertijd vervallen én niet-vervallen.
    Schrödinger stelde dat, als de kat en de inhoud van de doos verbonden zijn met de toestand van het atoom, de kat ook in een superpositie van toestanden moet verkeren. Zolang de doos gesloten is, is de kat dus tegelijkertijd levend én dood.
    Pas op het moment dat je de doos opent en een meting doet (dus de toestand van de kat waarneemt), stort de superpositie ineen en is de kat ofwel levend ofwel dood.
    Het experiment was oorspronkelijk bedoeld om aan te tonen hoe vreemd en intuïtief incorrect de kwantummechanica is. Schrödinger vond het idee dat een kat tegelijkertijd dood en levend kon zijn, belachelijk.
  • Tegenwoordig wordt het experiment echter gebruikt om het principe van superpositie in de kwantumfysica op een simpele manier uit te leggen.

Door Redaktie

Related Post